foto-links

raamdom-gr

Terugblik ‘Spreken over God’

Wat bedoelen en verlangen wij wanneer we het woord ‘God’ in de mond nemen? Zes verschillende antwoorden van Henk Hillenaar, Colet van der Ven, Juut Meijer, Marcel Elsenaar, Agnes Grond en Annewieke Vroom op de vraag wat wij bedoelen en verlangen wanneer we in gezang en gebed, prediking en gesprek, het woord ‘God’ in de mond nemen. Een uitnodiging om met elkaar van gedachten te wisselen. Een terugblik met een klein fragment uit iedere overweging en een link naar de gehele overweging.

Wanneer ik over God, ‘Ik zal er zijn’, spreek, bedoel ik vooral die Geest van de schepping, die in het begin boven de chaos hing en die de aarde met goedheid bezielde. Die geest is daar sedertdien mee bezig gebleven, de eeuwen door, ook in mij, in ons hier: als verlangen, als aandacht, als liefde: als geest die mensen doet voelen en denken, dromen en spreken, zingen en dansen, die de daad bij het woord voegt, die de chaotische wereld anders, nieuw wil en kan maken.  – Henk Hillenaar in zijn overweging De Geest boven de chaos

Religie gaat over verlangen. Verlangen dat ontstaat als we voelen dat de grenzen van het mogelijke verder reiken dan die van het werkelijke. Over God spreken we vanuit onze verbeelding en verbeelding is een liefdesverklaring aan wat nog kan en moet ontstaan. Maar hóe dat spreken eruit ziet wordt gekleurd door het ritme van onze dagen, onze levensgeschiedenis, ons persoonlijke verlangen naar afwezige aanwezigheid. – Colet van der Ven in haar overweging Bidden met je voeten

Wat betekent toch die naam ‘’Ik zal er zijn’’, vroeg iemand laatst, die daar op de muur staat en die we hier zingen. De godsnaam die in het Hebreeuws onuitsprekelijk is voor ons mensenverstand. ‘’Ik zal er zijn’’, onze maar gedeeltelijk de lading dekkende vertaling van die aparte werkwoordsvorm die de bijbel gebruikt. Die geen tijd kent. Die wel ergens begonnen is, maar niet in het verleden achterbleef, niet ophoudt met er te zijn. Waarachter we niet terug kunnen, maar die zoiets zeggen wil als dat er nog iets aan het worden is. Waar het vandaan komt, God mag het weten, maar morgen ‘’zal Ik er zijn’’ betekent die naam. Altijd ‘’in wording’’. Steeds maar aan het ontwikkelen. Toekomst die zich ontvouwt. Leven dat begonnen is en veranderen kan maar niet overgaat. Een onbegrijpelijke troost. Dat ondanks onze oorlogen, onze breekbare wereld en niet te vergeten de breekbare mensen die we zijn, onze doden, er ook die ónsterfelijke en eeuwige naam is , die door alles heen verder reikt. Onbegrijpelijke troost, die ook de troost van Abel Herzberg geweest moet zijn. Ergens geborgen te zijn in wat verder reikt. Ondanks Auschwitz en wie hém aan dierbaren ontvallen moeten zijn. En het mag ook onze troost zijn. – Juut Meijer in haar overweging Alles wat wij zijn

Als ik over God spreek, wat bedoel ik dan? Met die vraag heb ik geworsteld. Mijn eerste reactie was dat God in mijn dagelijks leven nauwelijks voorkomt. Wanneer God ter sprake komt in de wereld van alledaagse dingen, dan ben ik vaak even in de war. Ik vroeg mij lang af waarom, en nu weet ik het: Spreken over God is voor mij altijd iets intiems. Want hoe onbereikbaar groot en ver God ook kan lijken, hij – of zij, dat weet ik ook nooit – is ook in elke cel en vezel van mijn bestaan. Zo dicht bij. Daarover kan ik jou iets vertellen als er een context is, zoals deze liturgie. Of wanneer mensen samenzijn – waar dan ook – en open staan om verder te vragen, bij diepere lagen – die soms met elkaar in tegenspraak lijken – te komen.  Marcel Elsenaar in zijn overweging ‘Zo onbereikbaar, zo dichtbij’

We kunnen elkaar vertellen over de sporen van God die soms plotseling oplichten in de rommeligheid van het leven. In en tussen mensen, in een blik, in een ontmoeting, of in de natuur, in dingen die goed of mooi zijn, of juist onbegrijpelijk, onverwachts of duister. Soms zie je God gebeuren. Je weet dat je getuige was van iets bijzonders en al snap je het niet echt, je kunt er wel over vertellen. Verhalen kunnen inzicht geven, in jezelf of in anderen. Je kunt erdoor geraakt worden of gemotiveerd, je kunt er hoop uit putten. Zeker in deze soms onbegrijpelijke wereld hebben we verhalen broodnodig, over liefde en hoop, over mensen die overeind blijven in de ellende, verhalen over hoe het anders kan. Agnes Grond in haar overweging ‘Jij wordt altijd opnieuw geboren’ 

Welke richting gaan wij op, met ons spreken over God? U bent hier wellicht omdat u hebt ervaren, dat hier die persoon met wie het goed gaat sterker wordt. Dat is mijn hoop althans. Dat die verdieping waar het goed vertoeven is in uzelf vergroot kan worden, om met de anderen te kunnen delen. Zonder de ontkenning van de veinzer, de verdover, de godverlaten, en wie dan ook maar. Een eenduidig antwoord op de vraag naar God lijkt wellicht winst, maar wijst in feite op het ontkennen van verdiepingen in onszelf, die helemaal niet ontkend hoeven te worden – ze zijn allemaal deel van de mens, die door God geroepen werd, in dat oude verhaal, waar de vraag daar begon: mens, waar ben je?Annewieke Vroom in haar overweging ‘God complex’