Bij verschijnen van een recente bundeling van zijn gedichten (Diepe eb) zei Willem Jan Otten: Ik denk dat een gedicht probeert onder woorden te krijgen wat het niet kan zeggen en wat het niet kan begrijpen. Een gedicht is zoiets als een gooi, een worp naar het mysterie, zonder dat je het raken kunt. De essentie van poëzie is dat je daarin iets zegt dat je wel beseft, wel voelt, maar niet begrijpt; je probeert het met de woorden van het gedicht aanwezig te stellen. In deze zin is poëzie te vergelijken met religie en met geloof.
Ook als wij in de Dominicus proberen met woorden het mysterie te raken dat we God noemen – of ‘de Levende’ of ‘Ik-zal-er-zijn’ of ‘de Onnoembare’ – dan doen we dat niet met definiërende woorden die betekenissen vastleggen. We zoeken naar woorden, zingen het.
In onze liturgie zijn we ook deel van de christelijke traditie. Sommige woorden uit onze traditie waren ooit heel gewoon en zijn ons nu vreemd geworden. Soms zijn het juist heel gewone woorden, die een vreemde of ‘andere’ betekenis krijgen.
Ons zoeken naar woorden voor wat je niet kunt zeggen gebeurt al sinds de vroegste kerkelijke gemeenschappen. Die formuleringen, de eerste dogma’s, waren doordrongen van een gelovig besef van het onnoembare van God. Ze hebben dus ook altijd iets van een negativiteit en van een dam tegen te eenzijdige, te vierkante, of te radicale duidingen van de Bijbelse benamingen voor God.
Het spreken over God als Vader, Zoon en Geest of over Jezus als Gezalfde en als Zoon van God is altijd een niet-alledaagse, een vreemde taal geweest. Willem Jan Otten zegt, overigens net als de cabaretier Herman Finkers: ook in de liturgie zijn alle woorden die we gebruiken een vorm van poëzie, woorden die het mysterie nooit echt raken, het hooguit present stellen, zonder het daarmee te begrijpen.

Wij willen in deze serie diensten de belangrijkste christelijke dogma’s poëtisch proberen te verstaan, dus vanuit de oproepende, verbeeldende, verdiepende kracht die ‘gewone’ woorden, poëtisch gebruikt, kunnen krijgen.
Zondag 15 januari: De Drie-Ene – over God die met ons gaat
Lezingen: Exodus 34: 1-9; 2 Korintiërs 13: 5-13
Overweging door Germain Creyghton
‘De genade van Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige geest zij met u allen’. Deze prachtige slotwoorden van Paulus’ tweede brief aan de Korintiërs zijn tot een rituele formule geworden waarmee vele kerkelijke vieringen beginnen. Maar wat betekenen ze eigenlijk, voor hem, voor ons? En loopt niet elk spreken over de Drie-Ene God het gevaar een ‘formulering’ te worden? Hoe kunnen die prachtige woorden nog krachtige woorden voor ons zijn? We zullen ze beproeven, als de woorden van een nieuw gedicht.
Zondag 22 januari: Jezus – tussen mens en God
Lezing Filippenzen 2: 6-11
Overweging door Janneke Stegeman
Zonder Jezus was er geen christelijk geloof, en trouwens ook geen Dominicus. Mensen van de weg zijn we, een weg waarop we Jezus telkens weer ontmoeten. Als vreemdeling, als vriend (m, v, x), als obstakel, als God? Binnen christelijke tradities is nooit volledige eenstemmigheid geweest over hoe het zit met Jezus. Tegelijk werd eraan gehecht recht te doen aan twee kanten, aan hoe het goddelijke en het menselijke oplichten in Jezus. Hoe echoën zulke oude woorden en gedachten in onze levens?
Zondag 29 januari: Missa Solemnis
Over het scheppende en herscheppende Woord van God
Overweging door Colet van der Ven
Een vrijwel geheel gezongen liturgieviering. Over de God van Israël, de scheppende God ‘die de aarde boetseerde, grondvestte, vasthoudt.’ De God die ons onophoudelijk zegt: ‘Hier ben ik, woon hier onder mijn woord’. In 1991 verscheen de ‘Missa Solemnis’, een uitgebreide mis van Tom Löwenthal op tekst van Huub Oosterhuis en met een grote bezetting: gemeentezang, twee solisten, koor, koperkwintet, drie slagwerkers, piano en orgel. Een groots geheel van deels bekende liederen van Huub Oosterhuis, waarin het Joodse ‘Hoor Israël’ (Sjema Jisraeel) als rode draad doorklinkt. Uitvoering door het Dominicuskoor en het koor van de Ekklesia Amsterdam, medewerking van diverse musici, onder wie Arjan van Baest en Evert van Merode, algehele muzikale leiding door Tom Löwenthal.
Zondag 5 februari: Als God liefde is moet de Geest poëzie zijn
Lezing: Handelingen 2: 1-11
Overweging door Henk Hillenaar
De Heilige geest is in onze geloofstraditie de ietwat mysterieuze derde Persoon van de Goddelijk Drie-eenheid en het hart van de kerkelijk gemeenschap. Hij of Zij doet in iedere gelovige licht schijnen over wat Vergeving is, en Verrijzenis en Eeuwig Leven. Als God liefde is, moet de Heilige Geest poëzie zijn. Deze is daarom een open en ‘gevaarlijke’ instantie waarop mensen met afwijkende theologische opvattingen zich graag beroepen. De Kerk van Rome met name heeft dan ook eeuwen lang nauwelijks over de Heilige Geest gesproken. Maar onze geest, weten we, is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van de Goddelijk Geest, en het is dus zaak de te verstandelijke, dogmatische ontwikkelingen die de christelijke Kerken het geloof hebben doen ondergaan terug te draaien en de Heilige Geest weer poëtisch en vrijmoedig in ons te laten spreken over Gemeenschap, Vergeving, Verrijzenis en Eeuwig Leven.
Zondag 12 februari: Jezus Christus, toch verlosser
Lezingen: Johannes 3: 14-21 en van Mustafa Stitou uit Waar is het lam?
Overweging door Arjan Broers
Dat God zijn zoon zond die met zijn leven betaalde voor onze zonden – er zijn kerken waar je dat wekelijks hoort, maar niet in de Dominicus. Het lijkt zo wreed en primitief en calculerend gedacht, als was zijn dood een kosmische transactie in bloed. Maar stel nou dat er op een dieper niveau waarheid zou schuilen in het dogma dat Jezus Christus ons verlost heeft, wat zou dat dan zijn? Welke gevangenschap of vervreemding raakt hij aan?
Volg ons op