foto-links

raamdom-gr

Niet blijven steken in mooie woorden: tweede avond in een serie gesprekken over het jubileumboek ‘Verbinden en verdiepen’

Ruim 20 mensen zijn op 27 oktober gekomen om te praten over de bijdrage van Kees Sluis over Solidariteit (p. 64-73 in het boek) Een gedeelte van hen is betrokken bij een van de werkgroepen die in het Diaconaal Platform samen komen, maar er zijn ook andere belangstellenden. Een blad met drie discussievragen vormen de leidraad van de avond. Ze komen voort uit het artikel, waarvan hier een samenvatting is te lezen.

Door Carla van der Heijden en Kees Sluis

 

In de Dominicus wordt meestal het woord Diaconaat gebruikt, maar in het boek is gekozen voor Solidariteit als overkoepelend begrip. De vraag is welk woord beter is. En de vraag is dan ook wat er mis is met het woord Diaconaat. Het zou een oud woord zijn, dat mogelijk niet meer altijd goed verstaan wordt. Maar is dat wel zo? De Protestantse Diaconie in Amsterdam floreert en iedereen lijkt het woord heel goed te verstaan. Een goed woord kan mensen trekken, maar hebben we een beter woord? We hebben wel het woord solidariteit gebruikt voor het Solidariteitsfonds.

De tweede vraag is een stelling en die luidt: ‘De liturgie in de Dominicus daagt te weinig uit tot sociale actie’. Daarover wordt door de aanwezigen heel verschillend gedacht. Een deel van de aanwezigen vindt dat de liturgie geen oproep is om je in te zetten voor allerlei acties, maar anderen zeggen dat je er wel geïnspireerd en bemoedigd kunt worden om concrete dingen te gaan doen. De vraag is ook of de actualiteit genoemd moet worden om je te inspireren tot handelen. Er is wel ruimte in de liturgie om in te spelen op maatschappelijke situaties, bijvoorbeeld in de gebeden, het welkom en de overweging en dat gebeurt ook. Sommige liturgische series bieden meer sociaal-maatschappelijke aanknopingspunten dan andere. Kees Sluis pleit ervoor de afspraak te maken dat diaconaal betrokken mensen zoveel mogelijk aanwezig zijn bij de voorbereiding van series, om predikanten te helpen hun gedachten te richten en hun blik te verruimen.

Er ontstaat ook – voor de zoveelste keer – een discussie over de collecte-doelen ‘voor derden’ en hoe concreet ze zouden moeten zijn en over de presentatie daarvan. Elke maand is er nu een collecte voor een kleinschalig project in een ver land dat gepresenteerd wordt door iemand, meestal uit de gemeente, die daarmee bezig is. Daarover wordt heel verschillend gedacht. De een vindt het goed zoals het is en zou ook graag meer informatie over de doelen op de liturgie, website of in de Dominicuskrant zien. De ander vindt die aankondigingen vaak te veel om op dat moment te bevatten en zou het liefst zien dat de aandacht tijdens de viering beperkt wordt voor de concrete organisaties in de directe omgeving, zoals de Kloof en de Voedselbank en natuurlijk de diaconale activiteiten van de Dominicus zelf, zoals de Taallessen en het Open Huis.

Als derde discussiepunt van deze avond ligt er de stelling: ‘Kerken, met hun slinkende menskracht, kunnen zich maar beter aansluiten bij maatschappelijke acties in plaats van zelf diaconale activiteiten op touw zetten’.

Opgemerkt wordt dat de overheid de kerken nu nadrukkelijk noemt in verband met hulp aan vluchtelingen en dat vele vrijwilligers bij allerlei maatschappelijke organisaties uit kerken afkomstig zijn. De kerken zijn een grote leverancier van vrijwilligers en dat geldt ook voor de Dominicus en daar mogen we trots op zijn. Bovendien is er bij bepaalde maatschappelijke organisaties deskundigheid, die je als kerk niet hebt, dus kun je je soms maar beter bij andere organisaties aansluiten en je kerkgangers adviseren dat te doen. De Dominicus heeft dat ook gedaan als het gaat om hulp aan vluchtelingen in Amsterdam.

Maar er zou in de toekomst wel een heel ander probleem kunnen ontstaan. Nu de overheid steeds minder zorg beschikbaar stelt aan mensen die dat nodig hebben, zouden er ook in onze gemeente mensen kunnen zijn die niet meer goed verzorgd worden. Geldelijk doet het al genoemde Solidariteitsfonds van alles. Maar in de participatiesamenleving zou het wel eens om heel andere zaken kunnen gaan dan financiële nood, of vervoer naar de kerk, dat zo nodig ook al geregeld is. De vraag is of iedereen die hulp en zorg nodig heeft wel iemand kan vinden en of daar een taak voor de Dominicus zou liggen.

De avond wordt besloten met een oproep van de voorzitter van de Werkgroep Diaconaat (Jos Simis) aan het Liturgisch Team en de beleidsraad om het Diaconaat niet te vergeten in zijn opzet van de diensten en in haar beleid. Welke kant het diaconaat in de Dominicus op moet (meer intern of meer extern gericht) is vanuit de werkgroep en het platform diaconaat moeilijk te zeggen. Mensen uit de diaconale groepen zijn vooral pragmatisch bezig. Hij trekt de vergelijking met de Samaritaan uit het evangelieverhaal: die gaat helpen als hulp nodig is en was niet op zoek naar iemand in nood.

Nu is dat wat betreft deze Samaritaan uit het evangelie van Lucas (10, 30-37) zeker waar. Er is echter nog een ander verhaal in hetzelfde Lucas-evangelie en dat volgt op dit verhaal, namelijk dat van het bezoek van Jezus aan de zussen Martha en Maria (10, 38-42) Daarover schrijft André Wesche een sidekick die volgt op het artikel van Kees Sluis in hetzelfde Jubileumboek (p.78-79) Dit korte artikel is de hele avond niet genoemd, maar was wel in de hoofden van enkele deelnemers aanwezig, zoals na afloop bleek. Omdat het gevoel bleef hangen dat er gedurende de avond wel van alles is gezegd, maar de echte vragen misschien toch niet gesteld en besproken zijn, zou het goed zijn een vervolgavond te organiseren waarin dit artikel gelezen en bediscussieerd wordt. Wellicht zou er zo iets van een visie kunnen gaan groeien waarin het vele goede diaconale werk dat in de Dominicus verricht wordt, herkend en benoemd zou kunnen worden. Opdat er in de toekomst taal en woorden zullen zijn die richting geven en het diaconale werk een blijvende plaats geven in onze gemeente.