foto-links

raamdom-gr

Liep ik te dromen…

Een van de juweeltjes die Thom Jansen gemaakt heeft is: ‘En het werd avond en morgen’ op tekst van Huub Oosterhuis. Ooit opgedragen aan zijn geliefde, maar nog altijd graag gezongen.

Aan liederen die bestemd zijn voor de liturgie worden speciale eisen gesteld. Ze moeten namelijk geschikt zijn om uitgevoerd te worden door Podium en Zaal, zoals Bernard Huijbers stelde. Voor de gemeente moet het goed mee te zingen zijn, terwijl tegelijk het koor voldoende uitgedaagd wordt.

Bij dit lied is dat zeker het geval. De koorgedeelten vormen een bijzonder zangspel tussen mannen en vrouwen. De stemmen klinken afzonderlijk, dan weer samen, eenstemmig of meerstemmig, in een wonderschone opbouw en afwisseling. Vooral het tweede koorstuk, dat begint met een eenstemmige zangregel van de mannen: ‘In spleten van rotsen zat ik verscholen te denken: “ik weet niet meer wat.”’ Waarop de vrouwen antwoorden: ‘In tuinen vol vogels liep ik te fluiten, te dromen: “ik weet niet meer wat.”’

Dan begint het spel van elkaar opzwepende stemmen, tot het uitloopt in wat misschien wel de mooiste akkoordklank is die je als koor kunt vormen. Je hebt de neiging om het te laten doorklinken, de toon die je zingt aan te houden, zolang je adem hebt. Met deze klank wil je eigenlijk niet stoppen. Zelfs de sterrenhemel van de Dominicus gaat meedoen en geeft haar eigen klank terug.

En dan, als dit allemaal lukt, en dat is alleen zo als iedereen op dat moment precies weet wat we samen aan het doen zijn en niemand ‘loopt te dromen’, als dat ene moment van gezamenlijke concentratie daar is, dan volgt de eerste ontlading in het zingen van het refrein door het koor à capella, zonder begeleiding dus, als het ware vanzelf. Die ene klank zindert het hele refrein na en behoedt het koor voor zakken, iets dat zo gemakkelijk kan gebeuren bij het zingen zonder begeleiding. Maar op vleugels van die klank blijft het koor nu op toon.

En aan het eind, als de piano begint te spelen, volgt de tweede ontlading. Daarna maakt de gemeente het lied af terwijl het koor nog even na droomt en weer opnieuw ervaren heeft dat dat, wat we in een kostbaar moment samen tot stand gebracht hebben, groter is dan wij.

Carla van der Heijden