foto-links

raamdom-gr

Marjolijn van Heemstra – Het onzegbare zeggen

De eerste keer dat ik alledaagse taal hoorde in de kerk kan ik me goed herinneren. Het was op de zondagsschool in de Lutherse kerk, schuin tegenover ons huis. ’s Ochtends was ik samen met mijn zussen enthousiast de straat overgestoken. Mijn verwachtingen waren torenhoog. Dat kwam door de kinderbijbel; vaders die hun zoon moesten offeren, profeten in walvissen, mannen met spierballen in hun haar en al die idiote verhalen hadden één bron: het christendom, waaraan deze bakstenen kerk onderdak bood. Het kon niet anders of dit werd een waanzinnige zondag.
Een paar uur later liep ik diep teleurgesteld naar huis. We hadden een half uur Jezussen getekend en toen de grote blonde zondagsschool-juf ons eindelijk een verhaal vertelde was het saai, en simpel als een glas water .
Met haar toegankelijkheid had ze geprobeerd de liefde voor Jezus in ons kinderbrein te planten, maar op mij had het een averechts effect. Als die waanzinnige wereld uit de bijbel gereduceerd kon worden tot een overzichtelijk sprookjesboek dan stelde het waarschijnlijk niet veel voor.

Liefde. God. Compassie; het is natuurlijk razend ingewikkeld om grote, versleten begrippen zo over te dragen dat ze raken wat ze moeten raken, dat is iets waar ik zowel in het theater als in de poëzie ook altijd mee worstel. Ik denk dat je kunt zeggen dat het twee worstelingen zijn: de ene gaat over de context waarin de taal tot haar recht moet komen en de tweede gaat over de taal zelf.
Het is ingewikkeld, zei ik net al, maar het kan.
Ik weet dat dankzij mijn grootvader, die altijd huilde als hij Jezus zei. Elke keer weer.
Het was niet dat zijn stem brak of hij snikkend op de vloer viel, maar steeds als hij die naam uitsprak, liepen er tranen over zijn wangen. Het maakte op mij een diepe indruk en het zou zomaar kunnen dat daar mijn liefde voor theater is begonnen. Niet theater in de zin van ‘doen alsof’ maar theater in de zin van ‘transformatie’, het aandurven om jezelf te laten veranderen door wat je hier en nu zegt, werkelijk openstaan voor de woorden zodat je je zo kunt uitspreken dat ze een anker slaan in het hoofd of hart van de luisteraar. Als mijn grootvader Jezus zei kreeg ik kippenvel, als de juffrouw van de zondagsschool dezelfde naam uitsprak gebeurde er niets.
Het is het verschil tussen gewoon spreken en geëngageerd spreken, tussen passieve en een actieve houding ten opzichte van de taal.
Voor mijn grootvader lag in die naam, dat woord, een gigantische wereld besloten die hij keer op keer wist op te roepen. Hij had dus ergens in zijn hoofd of lijf ruimte om die wereld te bewaren en te voeden.

Taal moet om te beginnen de spreker zelf bewegen voordat ze anderen kan bewegen. Het is datgene waar een acteur of theatermaker altijd naar zoekt. Een goed acteur is niet iemand die goed kan doen alsof, maar iemand die de ruimte in zich heeft om alle werelden die de taal met zich meebrengt te herbergen en in te zetten als het nodig is, die als hij spreekt over liefde, dood, compassie – tegelijkertijd over duizend andere dingen spreekt, en zo een tekst hier en nu tot leven brengt.

Ik heb het talent van mijn grootvader niet geërfd, ik ben geen groot acteur, ik ben vaak weken, bezig met het zoeken naar manieren om geloofwaardig te kunnen vertellen wat ik wil vertellen, soms zelfs maanden. Bijvoorbeeld voor mijn voorstelling Garry Davis – een voorstelling over een oude vredesactivist die ooit zijn paspoort verscheurde en besloot als wereldburger verder te leven enz. Kwam overal in. Nieuwe wereldleider. Werd vergeten. Ik bezocht hem.

Ik was ontroerd door zijn verhaal, ik wilde dat delen, doorgeven, levend houden, maar ik zat met een probleem: alle woorden die Garry belangrijk vond en die de kern vormden van zijn verhaal waren tot op de draad versleten.
Wereldburger, wereldvrede, solidariteit: woorden die door veelvuldig gebruik zo glad zijn gespoeld dat alles van ze afglijdt.
Woorden zonder reliëf.
Woorden die, zodra je vastpakt, als snotterige zeepjes uit je handen glippen.
En toch, als ik zijn verhaal wilde vertellen, had ik ze nodig.
We probeerden van alles. Ironisch, ingeleefd, snel, traag, omzeilend. Niks werkte tot we de vraag stelden: hoe zou Garry dit verhaal vertellen?
Als een musical.
Garry was ooit musicalster geweest op broadway en had een grote voorliefde voor het goud en glitter genre, een stijl van theatermaken die haaks staat op de mijne.
Maar in dit geval lag juist in die wrijving de oplossing.
Ik trok een gouden glitterpak aan en tapdans-schoenen, vertelde Garry’s verhaal zoals hij dat het liefst wilde: als musicalster: tussen twee rode gordijnen die open en dicht vlogen na elke scene. En het was in deze bizarre setting dat al die versleten woorden plotseling in een nieuw licht kwamen te staan en konden worden uitgesproken zonder ironie. In de laatste scene dreven we het tot het uiterste. Een opvoering van het lied ‘Imagine’ van John Lennon, Garry’s lievelingslied en misschien wel het meest versleten lied van de wereld.
Het zomaar zingen leverde niets op. Maar in de musical-setting met een valse ukelele, een bellenblaasmachine, een discobal, een sneeuwmachine en een microfoon met galmeffect werd de tekst van het lied een gevecht tegen het uiterlijk vertoon waar we het in verpakt hadden en precies in die worsteling kwamen de woorden op een nieuwe manier tot hun recht.

Tijdens het maken van Garry Davis stelde ik mezelf voortdurend die vraag, wat de woorden die ik wilde gebruiken nodig hadden om hier en nu weer gehoord te kunnen worden. Het antwoord was in dit geval: een totaal onverwachte setting. Absurditeit, lichtheid, het lef om ze op een hele nieuwe manier te benaderen. Met een glitterpak, tapdans-schoenen en een sneeuwmachine, met een tegenkleur, omstandigheden die overwonnen moesten worden.

In de poëzie moet je het stellen zonder discoballen en sneeuwmachines en is de zoektocht misschien nog wel ingewikkelder. Hier gaat het niet over de context maar over de taal zelf.
In mijn laatst verschenen bundel wilde ik over God schrijven. Niet in bedekte termen, maar letterlijk. Ik wilde onderzoeken wat God voor mij betekent. En ik wilde dat woord, God, dat veel te grote woord, niet uit de weg gaan. ‘Over God’ werd de titel.
Gevaarlijke, zei mijn redacteur.

Ik zal niet uitweiden over het ontstaan van het hele gedicht want ik heb maar een kwartier, ik beperk me tot de eerste zin.
Ik wilde daarin duidelijk maken hoe ik mij God vroeger voorstelde. Ik zocht een beschrijving waarin het avontuur, de verleiding, de grootsheid van de bijbel-verhalen uit mijn jeugd werden samengebald. Het moest een woord zijn dat iets weg had van de slang uit het paradijs, een ondergronds woord, een gang, een gat, een bron, een mijn, een schacht – het moest een spanning opleveren met het woord God, het moest nieuw licht werpen op God, zo anders zijn en toch logisch dat je ‘God’ zou verstaan zoals ik het bedoelde, de God van een kind, een mysterie, een gestoorde, machtige, fantast, een indruk, een stempel, nee, minder statisch, een spoor, een kras, nee, een rits, nee, opener, een pad, nee actiever, een tocht – iets met wandelen, lopen, indianen, cowboys, een kinderspel, nee, gevaarlijker, de spanning, sluipen, zo werd het uiteindelijk een sluiproute. En zo kwam ik tot de eerste zin.
God moest een sluiproute zijn.
De sluiproute gaf mij de mogelijkheid, de ruimte, het woord God te gebruiken, in de juiste wereld te kunnen plaatsen.

En zo ging het, woord voor woord, zin voor zin, tot vierentwintig versies de dingen op hun plek stonden en ik geformuleerd had wat ik wilde zeggen.
En dat was nog maar één gedicht, van de veertig.

Poëzie heeft, net als liturgie, taal nodig die ruimte laat voor mysterie.
Het exact formuleren in die taal is tijdrovend. Het gaat niet alleen om de enkele woorden maar ook om de spanning ertussen, de balans van de zinnen die precies de juiste lengte en gewicht moeten hebben om elk woord een wereld te laten zijn.
En net als in het theater gaat het daarbij niet alleen om de inhoud maar ook om de vorm. Bij een voorstelling kan het een musicaldecor zijn, in de poëzie, herhaling, beeldspraak, ritme, rijm, afbreking: het is de vorm die de grote woorden loszingt van de alledaagsheid en een nieuw kan laten schijnen waardoor we hun gelaagdheid weer zien, hun mogelijke betekenissen, hun mysterie en hun belang.

Taal is het huis van de ziel, schreef Wittgenstein (denk ik). Ik hou van die zin. We moeten op zoek naar de vergeten zolders en kelders, een nieuwe vleugel bouwen, een serre en een dakkapel op de woorden die te lang stof vergaren op hun oude vertrouwde vierkante meters.
Misschien zijn sneeuwmachines in de kerk, of een dienst als één lang gedicht vol herhalingen woordrijm en enjambementen geen optie, maar het lijkt me niet verkeerd om een dienst zo nu en dan vanuit een andere discipline te benaderen. Te letten op de context waarbinnen de woorden tot hun recht moeten komen. Dat is in eerste instantie de spreker, die ruimte in zichzelf moet vinden, de tijd moet hebben om zorgvuldig te kunnen formuleren, op zoek moet naar spanning en ritme in de zinnen, maar het is ook de ruimte waarin gesproken wordt. De timing. Weten wanneer een dienst precies begint. Als de deuren sluiten, als de mensen zitten, als het eerste woord gesproken is? Dat laatste niet, dan is het al te laat, dan heeft het eerste woord niet voldoende ruimte gekregen en komt alles daarna in de verdrukking. Hoe valt het licht? Waar staan we ten opzichte van dat licht? Waar zitten de luisteraars? Welke afstand moeten de woorden overbruggen? Hoe staat de spreker? Hoe beweegt hij? Wat draagt hij? En waarom? Dit soort vragen, die in het theater dagelijkse kost zijn kunnen ook in de liturgie veel opleveren. Niet omdat de vormelijkheid moet worden vastgelegd, dat leidt tot een lege herhaling van zetten, het gaat juist niet om de herhaling, maar het moment, het voelen van alle elementen, het sprekende lichaam, het luisterende oor, het licht, de ruimte, de tijd, die samen de woorden werkelijk tot leven kunnen wekken.

De letterlijke speech van Marjolijn van Heemstra is er niet, die was er alleen tijdens de feestelijke jubileumconferentie in de Dominicus. Wat Marjolijn zei was op bovenstaande tekst gebaseerd.