7 sep t/m 5 okt 2014 –
Tijdens het preekseizoen 2014-2015 viert de Dominicusgemeente haar vijftigjarig bestaan als kritische gemeente. Het is nu een halve eeuw geleden dat Wim Tepe en Jan Nieuwenhuis naar deze oude stadsparochie kwamen om hier iets nieuws op te bouwen. Zij hebben vanaf 1964 met de hulp van vele anderen een proces van gemeentevorming op gang gebracht dat tot op de dag van vandaag, vijftig jaar later, voortduurt. Dit gouden jubileum heeft een zilveren rand, want vijf en twintig jaar geleden, in 1989, heeft de toenmalige Dominicusgemeente besloten dat zij voortaan niet langer onder het gezag van het bisdom maar als onafhankelijke gemeente zou verder gaan. Dit alles vieren we dit jaar met gepaste trots en gepaste bescheidenheid. Er komt een gemeentefeest, we houden een congres en publiceren een boek. Onze blik blijft daarbij vooral op de toekomst gericht. Grote vraag is hoe de gemeente van de toekomst, en in de eerste plaats die van morgen er uit zal zien.
Bij deze vraag vooral zullen we tijdens de eerste diensten van dit jaar stilstaan: wat betekent het in de geseculariseerde wereld van vandaag een kerkelijke gemeente te willen zijn? Een vijftal zondagen proberen dieper op deze grondvraag in te gaan, in de hoop zo de bezinning op ons eigen gemeente-zijn te stimuleren. Er zullen vijf verschillende antwoorden klinken, vijf benaderingen die uiteraard alles met elkaar te maken hebben.
Een eerste antwoord kan luiden : We zijn een ‘leerhuis’, een plek van spirituele en voor sommigen ook mystieke bezinning: op zoek naar het mysterie van het bestaan dat wij God, de Levende, de Eeuwige noemen. Als christenen hebben wij Gods geest aan het werk gezien in verhaal en boodschap van de Bijbel, en met name in leven, sterven en opstanding van Jezus van Nazareth. In Jezus-Messias vielen liefde tot God en liefde tot de medemens samen. Wij beseffen in onze dagen steeds meer dat Gods geest van vrede en liefde die wij in hem herkennen, ook aan het werk is in gelovigen met andere religieuze belevingswerelden, en dat wij ook van die anderen te leren hebben. Een gemeente als leerhuis is bij uitstek de plaats om met dit alles bezig te zijn.
Een tweede antwoord betreft minder onszelf, het geheim van onze binnenkant, dan de aarde en onze samenleving, waarover de Bijbel zingt dat de Geest Gods haar aanschijn zal vernieuwen. Als gemeente zijn wij geroepen bij te dragen aan dat vernieuwingsproces dat blijft doorgaan, daarin zowel creatief als kritisch bezig te zijn. Met het beeld van Jezus Messias en vele andere ‘rechtvaardigen’ uit de wereldgeschiedenis voor ogen, draagt de gemeente de idealen uit van gelijkheid en gerechtigheid, de sleutel tot het Rijk Gods. Ze zal daarbij alles doen om de goede geesten in deze wereld te onderscheiden van de slechte – geperverteerde goede – geesten, die ook blijven rondwaren, en het nog te vaak winnen van de goede.
Het derde antwoord dat nauw bij het vorige aansluit ziet de gemeente als een plaats van ‘getuigenis’: niet van ‘de waarheid’ waartoe we anderen zouden willen bekeren, maar van de ‘blijde boodschap’ zoals wij die in Jezus Messias herkend hebben. Het is de boodschap van vrede en gerechtigheid die we niet alleen in eigen huis maar ook in vele huizen van andersdenkenden, anders-levenden, overal in de wereld, aan het werk zien. Toenadering tot de ander, de vreemdeling, en niet zijn of haar ‘bekering’ – ons bekeren moeten we vooral zelf – is de eerste doelstelling van de ‘gemeente van het open huis’ die we willen zijn. Dat ideaal delen we met alle voor vrede en gerechtigheid levende mensen, kerkelijke en onkerkelijke, gelovige en ongelovige. Zonder die saamhorigheid, die samenwerking, is geen nieuwe schepping mogelijk. Om dat Godsgeschenk bidt de gemeente en zet zij zich in.
Dit brengt ons tot een vierde antwoord dat in feite aan de drie anderen voorafgaat: we delen juist als gemeenteleden vóór alles in het menselijk tekort, in het gemis dat ieder mensenleven kenmerkt, van welke komaf, ras, geloof of ongeloof dan ook, het gemis waarin het verlangen om ons leven met anderen te delen zijn oorsprong heeft. Mensen gaan wellicht allereerst naar de kerk om niet alleen te hoeven zijn. We mogen als gemeente vóór alle religieuze invulling een ‘gemeente van compassie’ zijn. Met dit antwoord, ingegeven door een ethiek van kwetsbaarheid en empathie, reageren we op het ‘handvest van compassie’ dat enkele jaren geleden door veel wereldlijke en religieuze persoonlijkheden is ondertekend. Het bevat een oproep om, boven alle levensbeschouwingen, alle geloof en ongeloof uit, met alle mensen van goede wil te streven naar ‘vrede op aarde’, in de eerste plaats voor de nog talloze armen, noodlijdenden en vluchtelingen op die aarde. Dankzij die compassie van alle begin kunnen we ook leerhuis, oproep tot gerechtigheid, een ‘open huis’ zijn.
Volg ons op