‘Het land behoort Mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij Mij te gast zijn’ (Leviticus 25:23).
Op de vlucht voor geweld en onrecht laten mensen uit Syrië, Iran, Afghanistan, Eritrea, Somalië huis en familie achter zich. Zij hopen ergens terecht te komen waar een mensenleven telt, waar geluk en godsdienstvrijheid niet hoeven te worden bevochten, waar anderen hen gastvrij ontvangen. In onze tijd neemt de vluchtelingenstroom de omvang van een volksverhuizing aan, en staat de gastvrijheid steeds meer onder druk. Kerken, vanouds plaatsen waar gastvrijheid gepreekt wordt, komen ook onder die druk te staan.
In de prediking over gastvrijheid van de christelijke Kerken staan vanouds twee inzichten centraal. In de eerste plaats de opdracht van het evangelie tot ontferming over mensen die hongerig, dorstig, naakt, of gevangene zonder huis zijn. Om aan die oproep kracht bij te zetten wordt de gelovige christen het besef bijgebracht dat we allemaal een vreemdeling op aarde zijn, zoals in de Torah te lezen staat. Dit is het tweede inzicht: het zelf vreemdeling zijn. In de joodse religie is dit besef diep verankerd: uittocht blijft een hoofdthema in de joodse godsdienstige beleving. De geschiedenis van het Joodse volk heeft daar de eeuwen door steeds opnieuw alle reden toe gegeven.
Christenen in de westerse wereld, veelal levend in een land van melk en honing, zijn ondertussen nog altijd geneigd ons – onzichtbare en daarom weggestopte – vreemdelingschap te vergeten en zelfs te ontkennen. Maar misschien zouden juist deze jaren, waarin de komst van vreemdelingen naar ons rijke Westen een probleem aan het worden is, wel eens het moment kunnen zijn waarop we dat oergegeven in onze godsdienst – we zijn allemaal vreemdelingen op aarde – ons weer meer bewust zouden moeten worden. Zo’n bewustwording zou ons helpen antwoorden te vinden op de vraag hoe wij de mensen die ons nu om gastvrijheid vragen tegemoet kunnen treden. Pas zo, in dat besef, gaan wij deze vreemdelingen herkennen als naasten die niet alleen anders zijn dan wij maar in wezen ook hetzelfde.
Pas dan ook zullen wij de angst die het andere in de vreemdeling bijna onvermijdelijk ook inboezemt de baas kunnen worden, en nieuwsgierigheid en aandacht in gastvrijheid doen verkeren. Pas dan zullen we, door alle vragen en problemen waar de huidige vluchtelingenstroom ons voor stelt, de strekking bevatten van dat andere woord van de Torah dat bij Jezus Messias voorop stond: ‘Je zult je naaste beminnen als jezelf’.
De komende Veertigdagentijd willen we proberen in deze Geest, vanuit het bewustzijn van ons eigen vreemdelingschap, stil te staan bij de vragen die ons bezig houden rond de invasie van vreemdelingen waar wij getuigen van zijn.
Aswoensdag 10 februari 19.30u GEEF MIJ EEN NIEUW HART, Lezing psalm 51, Overweging: Claartje Kruijff
14 februari VREEMDELING ZIJN Overweging: Mirjam Wolthuis Gezamenlijke dienst met de Ekklesia Amsterdam
21 februari WEGGAAN Overweging: Juut Meijer
28 februari THUISKOMEN Overweging: Germain Creyghton In deze dienst vindt het ritueel van de handwassing plaats.
6 maart VLUCHTEN Overweging: Janneke Stegeman (De Nieuwe Liefde)
13 maart GASTVRIJHEID Overweging: Gerard Swüste
20 maart WELKOM OF NIET? Overweging: Henk Hillenaar
Witte Donderdag 24 maart 20.00u Germain Creyghton
Goede Vrijdag 25 maart 20.00u Juut Meijer
Paasavond 26 maart 21.00u André Wesche
Paasmorgen 27 maart 11.00u Mirjam Wolthuis
Volg ons op