Op de eerste maandag in de veertigdagentijd geeft Colet van der Ven een toelichting bij het thema dat deze periode centraal staat in de vieringen. De dag ervoor hield zij een overweging over de kennis van goed en kwaad, die hier is te lezen.
Door: Carla van der Heijden
Colet vertelt aan de aanwezigen dat ze al 30 jaar bezig is met het kwaad. Tijdens haar studie liep ze stage in de jeugdgevangenis en daar moest ze persoonlijkheidsonderzoeken doen in opdracht van de rechters, die zo het gevaar van recidive wilden kunnen inschatten. De fascinatie voor het kwaad heeft haar daarna nooit meer losgelaten en ze heeft er vele artikelen en een boek over gepubliceerd. In een serie in Trouw interviewde ze daders, denkers en slachtoffers. Over enige tijd zal er een nieuw boek verschijnen. Een belangrijke vraag die daarin besproken wordt is: Wat maakt dat mensen grensoverschrijdend gedrag vertonen en geweld gebruiken en waarom verliezen mensen hun menselijkheid. Een andere vraag is hoe wij onszelf en anderen tegen het kwaad kunnen beschermen.
Als we het kwaad nader onderzoeken, ontdekken we dat er een veelvoud van factoren aan ten grondslag ligt, op individueel, psychosociaal en maatschappelijk gebied. Op individueel gebied gaat het dan onder meer om de angst nergens bij te horen, angst voor autoriteit of om krenking. Ook gebrek aan liefde en goede rolmodellen of ideologische verblinding kan maken dat iemand ontspoort. Onder psychosociale factoren rekenen we groepsdruk en het focussen op kleine verschillen die bepalend zijn voor de identiteit. Op maatschappelijk gebied kan afwezigheid van democratische structuren en gebrek aan tegenspraak maken dat mensen tot geweld overgaan. Daarbij zien we, in het klein en in het groot, een samenhang tussen seksueel en ander geweld. In oorlogen komen verkrachtingen veelvuldig voor. Men treft de vijand daar waar die het hardste getroffen kan worden.
Om het kwade te overwinnen moeten we op al deze drie niveaus de bronnen van tegenkracht, van het goede, beschermen. Op individueel niveau is een kritische zelfanalyse, een innerlijk gesprek, noodzakelijk, evenals het aanbieden van kunst en cultuur als verbeelding en verwoording van dromen en idealen. Op psychosociaal niveau gaat het om het stimuleren van burgerlijke ongehoorzaamheid: het leren NEE te durven zeggen. Op maatschappelijk gebied hebben we instituties die ons moeten beschermen in het leven geroepen, zoals de rechten van de mens en het strafhof.
Daarna leest Colet een eerder gepubliceerd artikel voor over de verwevenheid van taal en geweld. Ze stelt dat waar de taal vervuilt, ook het denken vervuilt en omgekeerd. Woorden verwijzen niet alleen naar de werkelijkheid, maar creëren die op hun beurt ook. Taal is niet onschuldig. Woorden kunnen uitingen van haat en geweld oproepen. Taal biedt het kwaad ook een helpende hand door woorden aan te reiken die de gruwelijkheid van de situatie maskeren, aldus Colet, en ze illustreert dat met voorbeelden uit oorlogssituaties. Zo werd ‘martelen’ een ‘edele tak van sport’ genoemd en met ‘susan’ werd de machine die elektrische schokken gaf aangeduid en verhoord worden aan die machine heette ‘praten met susan’. Bovendien moeten misdaden een naam hebben alvorens ze kunnen bestaan. Het woord ‘genocide’ werd in 1944 geconstrueerd om het vermoorden van grote aantallen mensen aan te duiden, waarmee dat wat al bezig was een naam kreeg en realiteit werd.
Bij de vragen van de aanwezigen kwam aan de orde of de neiging tot het kwade niet samenhangt met het mens-zijn en of we zonder die neiging wel zouden kunnen leven. Biedt het kwade niet ook ontwikkeling en dynamiek en is het dus nodig? Dat is maar de vraag, antwoordt Colet. Mensen hebben een geweten dat aan basis ligt van de principes van waaruit we willen leven. In navolging van psychiater van Dantzig meent ze dat alle mensen een basisgevoel van mensenrechten en empathie in zich dragen. Daar kun je in principe iedereen op aanspreken. Maar er zijn ook mensen zichzelf inoefenen dit basisgevoel te negeren.
Tot slot de laatste zin uit haar artikel over taal en geweld: ‘Als taal uit zingen is ontstaan, zou ze dan ook niet in zingen kunnen opgaan?’.
Carla van der Heijden is geestelijk verzorger, ritueel begeleider en mediator zie ook: www.verhaalenrite.nl
Volg ons op