Dienstenserie eind mei en juni 2013
(Op 7 juli start de zomerserie, thema: ‘Zinvinders’)
Misschien kun je bidden vergelijken met ademen en vrijen. Beide handelingen zijn wezenlijk en tegelijk vanzelfsprekend. Ademen gaat vanzelf, behalve als je buiten adem bent of geen adem meer krijgt. Het is wezenlijk, omdat ons leven ervan afhangt. Adem doet leven. Bijna te gewoon voor woorden. En dat geldt ook voor vrijen, een werkwoord waarin het woord vrijheid zit. Vrijen is aanraken en wel zo dat die ander vrij komt, zich bevrijd voelt, tot leven komt. Vrijen betekent vrijheid geven en dus het tegendeel van de gewone opvatting: vrijheid nemen en jezelf in vrede brengen. Zowel ademen als vrijen drukken een wederkerige relatie uit: de levensadem gaat je in en uit, een ander wekt jouw liefdevolle aandacht op en jij geeft antwoord in een tedere aanraking in woord en/of gebaar. Zo gaat het in leven en liefde.
De theoloog Dietrich Bonhoeffer vatte het leven in navolging van Jezus Messias samen in twee werkwoorden: bidden en het goede doen. De laatste vijftig jaar is de relatie tussen deze twee werkwoorden uit balans geraakt. Proberen het goede te doen is eerste prioriteit geworden en je hebt er je handen en hoofd aan vol. Het bidden raakte al doende op de achtergrond, zeker in onze moderne en uitdagende en prikkelrijke westerse cultuur. In denken en doen proberen we ons staande en gaande te houden in deze wereld en er is amper tijd om stil te staan, te schouwen, aanwezig te zijn, te luisteren naar wat de werkelijkheid, verhalen, anderen en de stilte tot ons, tot ieder willen zeggen. Het verlichte hoofd vergat en vergeet het luisterend hart. En dat hart is de plaats waar gebeden wordt, waar de Geest, de heilige levensadem, in ons zucht en kreunt en hoopt en bidt.
Harry Nouwen heeft dat ooit in 1971 prachtig opgeschreven in een klein boekje: ‘Met open handen – Notities over gebed’ (Ambo, Bilthoven) en wij geven het graag door als inleiding op deze serie:
‘Bidden is je handen openen voor God. Het is een langzaam opgeven van de krampachtigheid waarmee je je handen dichtgeknepen hield en een toenemende bereidheid je bestaan te aanvaarden, niet als bezit, dat verdedigd, maar als een gave, die ontvangen moet worden. Bidden is daarom allereerst een levenshouding die je in staat stelt temidden van deze wereld een stilte te vinden, waarin je ontvankelijk wordt voor de beloften van God en hoop vindt voor jezelf, je medemens en de gemeenschap waarin je staat. Biddend ervaar je God in een zachte bries, in de nood en vreugde van je medemens, in de eenzaamheid van je eigen hart. Het gebed geeft je ogen om nieuwe paden te ontdekken en oren om nieuwe toonsoorten te herkennen. Het gebed is je levensadem, die je vrijheid geeft te gaan en te staan waar je wilt en de vele tekenen te vinden, die de weg wijzen naar een nieuw land.’
Volg ons op