Interview met Arjan van Baest.
Voor de Dominicuskrant hadden Jacqueline Raeven en Elisabeth Koot een interview met Arjan van Baest, de nieuwe dirigent, waarin hij vertelt hoe de Norbertijnen in Tilburg de basis legden voor zijn muzikale en liturgische bezieling, hoe zijn passie voor muziek en taal zich verenigden in zijn proefschrift en hoe hij zich met zijn bagage op zijn plaats voelt bij de Dominicus.
De webredactie heeft enkele gedeelten met toestemming overgenomen. Het is zeer de moeite waard om het hele interview te lezen. Het september-nummer van de Dominicuskrant is nog te koop in de kerk.
Arjan is in Tilburg geboren en woont daar nog steeds naar genoegen. ‘De verbondenheid met de kerk was bij ons thuis vrij natuurlijk. Ik ben ook een tijdje misdienaar geweest. Het was gewoon zo, het zit in je bloed en sprak me aan.’
‘Vlak tegenover ons huis lag een klein nieuwbouwkerkje dat werd gerund door Norbertijnen uit Heeswijk. We gingen iedere twee weken naar de gezinsvieringen die werden opgezet door Harrie Wouters en Servaas Bellemakers. Door hen ben ik er eigenlijk ingerold.’
Arjan zong in het kinderkoor en werd organist. ‘Van mijn dertiende tot mijn achttiende heb ik op het kerkorgel privéles gehad. Het repertoire van het kinderkoor bracht me veel: we hadden in ieder geval teksten, met een beetje geluk was er een melodielijntje en met wat meer geluk waren er ook akkoordsymbolen bij de begeleidingen. Dat maakte dat ik ging improviseren en dat ben ik eigenlijk altijd blijven doen.’ Servaas Bellemakers was belangrijk voor Arjan. Hij was cantor en schreef veel liederen en arrangementen voor piano die hij voor Arjan omzette naar orgelbegeleiding. Dit prikkelde Arjan zodanig, dat hij zichzelf piano leerde spelen. Bellemakers was goed bevriend met Bernard Huijbers en volgde op de voet wat in er in de Dominicus in Amsterdam gebeurde.
Arjan was in zijn kinderjaren kind aan huis bij de Norbertijnen. Hij deed er klusjes, maakte muziek, en raakte er geïnspireerd voor kerkmuziek. Na de Havo volgde een toelatingsexamen orgel voor het conservatorium. Op het laatste moment besloot hij naar het VWO gegaan. Aansluitend koos hij voor Taal- en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg.
Studie en muziek bleven samen gaan. Arjan werd pianist en later dirigent van de studentenkerk. ’Via de Lieddagen in de Dominicus had ik Herman Rouw leren kennen. Ik stuurde hem af en toe een liedje toe dat ik geschreven had op de tekst van Oosterhuis en kreeg dan heel leuke brieven terug. Hij was het die me adviseerde theorie te gaan doen. Met Tom Löwenthal heb ik enkele projecten gedaan. Ik heb een paar keer orgel en piano gespeeld en laatst in februari cd-opnamen met stukken van hem. Tom ken ik al een jaar of vijftien, sinds de tijd dat ik nog actief was in de studentenkerk’.
‘Het muzikale repertoire van de Dominicus vormde de basis waarmee ik ben opgegroeid. De uitgangspunten van de liturgische muziek die Huijbers beschrijft in zijn boekje “Door podium en zaal tegelijk” omarm ik nog steeds. Het koor is er voor de ondersteuning van de samenzang, maar mag af en toe ook wel even schitteren. Huijbers is er als geen ander in geslaagd om dat voor elkaar te krijgen. Zijn bewerking van “Nu zijt wellekome” is geweldig! Mensen in de kerk zingen de bekende melodie en het koor zingt door de vier coupletten heen, met tegenstemmen die steeds uitbundiger worden. Iedereen zingt dan, geweldig! Huijbers, Löwenthal en ook Thom Jansen werken vanuit dat principe. Dit vindt zijn oorsprong in de praktijk van de Dominicus, en dat is nog steeds merkbaar. Thom Jansen zei tegen me, “Let op, want ze zingen altijd, ook als ze niet mogen zingen.” Maar dát vind ik juist een hele goeie, dat het kerkvolk luidruchtig meezingt! Dat is een uiting van betrokkenheid en verdieping. Augustinus schrijft: “Als je zingt bid je tweemaal”. Ik vind altijd “Probeer zoveel mogelijk jezelf te laten zien, je passie, en maak je niet al te druk om de juiste noten.” Liturgie gaat over leven. Het leven is niet altijd mooi. Soms zing je iets niet mooi, dat kan zijn omdat je relateert aan iets dat pijnlijk is, of aan iets waar je zó enthousiast over bent dat schoonheid er niet meer toe doet.’
Op de vraag of hij wil vernieuwen: ‘Na de zomervakantie komt er contact met het liturgisch team, dan word ik betrokken bij wat de lijn wordt in de viering, en wat we daar aan repertoire in kwijt kunnen. Wie weet volgt er wel iets experimenteels. Als je liturgie experimenteel wordt, dan moet je ook met de muzikale vormgeving iets.’
Op de vraag hoe lang hij van plan is te blijven, schatert Arjan het uit. ‘Ik ben elf jaar dirigent geweest van het grote kerkkoor in Tilburg en vijftien jaar in de studentenkerk, ik ben over het algemeen iemand van langere verbintenissen. Als ik het naar mijn zin heb is er weinig reden om weg te gaan.’
Het volledige interview is te lezen in het september-nummer van de Dominicuskrant, dat te koop is in de kerk.
Volg ons op